Ziekte van Weil bij de hond (leptospirose)

De ziekte van Weil is een van dier op mens overdraagbare, besmettelijke ziekte (zoönose) die ernstige gevolgen kan hebben. In Nederland is de aandoening ten gevolge van goed vaccinatiebeleid zeldzaam. Mensen en (ongevaccineerde honden) zijn gevoelig voor Leptospirose. Katten krijgen de ziekte niet.

Honden die besmet worden met de klassieke vormen van Leptospirose, hebben nierfalen en leverfalen. De laatste jaren worden steeds meer honden gevonden die antistoffen hebben tegen leptospirose variëteiten waartegen we niet enten. Het is niet geheel duidelijk hoe belangrijk deze bevinding is.

Besmetting met ziekte van Weil

De ziekte van Weil komt vaak van de rat
De ziekte van Weil komt vaak van de wilde rat

Honden krijgen de ziekte van Weil via wilde dieren. Ratten zijn berucht, maar ook andere zoogdieren (mis, rund, paard, varken) kunnen de ziekte bij zich dragen. Knaagdieren kunnen de bacterie in de urine hebben zonder zelf ziek te zijn. De hond, koe en mens worden vaak wel (ernstig) ziek.

Honden besmetten zich doordat ze in direct contact met het dier komen (eten van kadavers en bijtwonden), maar ze kunnen de ziekte ook indirect krijgen: via stilstaand water en modderpoelen die besmet zijn met de urine van geïnfecteerde dieren.

De diagnose wordt het vaakst gesteld in de zomer en in de herfst. Alleen in januari en maart wordt de diagnose niet gesteld.

Jachthonden en andere honden die vaak op dezelfde plekken komen als de besmette dieren hebben een grotere kans de infectie op te lopen.

Ook gezonde honden kunnen de bacterie in de urine hebben. In de USA waren 7% van de honden PCR-positief.

Symptomen (hond)

Honden met Leptospirose kunnen de volgende klachten vertonen:

  • Apathie
  • Niet eten
  • Braken en diarree (soms met bloedbijmenging)
  • Geelzucht
  • Koorts
  • Gewrichts- en spierpijn
  • Veel drinken en plassen (nierfalen) tot zelfs het stoppen van de urineproductie
  • Neurologische afwijkingen
  • Slijmvliesbeschadigingen van bek, ogen en geslachtsdelen

Diagnose (hond)

De ziekte van Weil kunnen we aantonen met een bloedonderzoek waarbij de afweerreactie (antilichamen) van het lichaam tegen de bacterie worden gemeten (MAT). Soms moeten we  de test herhalen of moeten we andere laboratoriumtesten doen om zeker te zijn dat de klachten werden veroorzaakt door Leptospirose.

Behandeling (hond)

De ziekte van Weil moeten we behandelen met antibiotica. We nemen honden vaak op voor verpleging en het krijgen van infusen. In landen waar de techniek aanwezig is, krijgen honden nierdialyse (als het nodig is).

Maak de door uw dierenarts voorgeschreven antibioticumkuur af. In sommige gevallen moet de hond na klinisch herstel eenmalig een ander antibioticum krijgen. Als dit niet gebeurt, kan de herstelde hond nog maanden de bacterie uitplassen en andere honden en mensen besmetten.

Enting (hond)

Het is raadzaam om uw hond jaarlijks te laten vaccineren tegen de ziekte van Weil.
Daarnaast is het raadzaam om plekken te mijden waar veel ongedierte voorkomt (niet te laten drinken uit water waar veel ratten voorkomen).

Sinds 2013 is er een nieuw vaccin tegen de ziekte van Weil. Dit vaccin geeft bescherming tegen 4 in plaats van 2 soorten Leptospira (de bacterie).

NOTE: Als uw hond altijd geënt is met de L2 enting en u besluit met uw dierenarts over te gaan op de L4 enting, dan moet deze nieuwe enting na 4 weken worden herhaald (geboosterd) om een goede bescherming te geven tegen de 2 “nieuwe” varianten.

L2 enting ziekte van Weil werkt tegen:

  • L. Icterohaemorrhagiae (overgebracht door ratten)
  • L. Canicula (overgrbracht van hond op hond)

L4 enting ziekte van Weil ook tegen:

  • L. Australis (Bratislava) (overgebracht door muizen)
  • L. Grippotyphosa (overgebracht door egels, varkens en paarden)

Andere preventieve maatregelen

  • Het is raadzaam om plekken met stilstaand water te mijden
  • Bestrijding van ratten (indien mogelijk)

Levensverwachting

Honden kunnen volledig genezen van de ziekte van Weil. Slechts in het ergste geval kan een dier overlijden. Dan is dit meestal het gevolg van nierfalen. Gevaccineerde honden kunnen de ziekte wel krijgen, maar worden minder ernstig ziek.

Ziekte van Weil bij de mens

De meeste mensen die de ziekte van Weil krijgen, zijn rattenvangers (35%) en watersporters (60%). U kunt de ziekte van Weil echter ook krijgen via uw zieke hond. Eén op de 20 mensen die deze ziekte krijgt, komt hieraan te overlijden.

Houd u aan de instructies van uw dierenarts en maak de antibioticakuur af (soms is een tweede antibioticum nodig). Was, zolang uw hond medicijnen krijgt, uw handen zorgvuldig als u uw hond heeft verzorgd. Ga daarna pas iets anders doen.

We gaan ervan uit dat 24 uur na het starten van de antibiotica (amoxycilline of doxicycline) de kans op besmetting nagenoeg nul is.

Mensen die de ziekte van Weil hebben, hebben in het begin vaak griepachtige klachten (koorts, hoofdpijn, spierpijn), maar kunnen ook zieker worden. Sommige mensen worde niet ziek na besmetting. Tussen besmetting en ziek worden zitten 2 tot 20 dagen (prepatent periode). Het kan 1-2 weken duren voordat een mens een seroconversie heeft (antlichamen aanmaakt).

Meld u zich bij ziekte bij uw huisarts!

De ziekte is bij de mens, maar niet bij de hond, aangifteplichtig (uw arts moet de GGD inlichten).


Aantallen Nederlanders met ziekte van Weil. Aantallen bij honden zijn niet bekend (bron: RIVM)

Lees verder
Deel deze pagina
LinkedIn
Facebook
Email
WhatsApp
Onze receptionisten staan je graag te woord
Gerelateerde berichten